Henri Florimond Goovaerts
13 november 1865 - 23 augustus 1912
Henri Florimond Goovaerts wordt geboren in Maastricht, waar hij met zijn vader en moeder en zijn negen broers en zussen opgroeit aan de Markt nummer 25. Hij is de oudste zoon van een decoratieschilder en begint direct na de lagere school zijn vader te helpen met het schilderen van ornamenten op plafonds in de kasteeltjes en deftige huizen van Maastricht. In het gezin waarin Henri opgroeit was het een levendige bedoening. Zijn vader, met zijn donkere warrige haardos een type bohemien, is een begenadigd verhalenverteller en het favoriete spel van de kinderen Goovaerts bestaat uit het houden van voordrachten en het improviseren van toneelstukjes. Ze vinden daarbij al gauw aansluiting bij hun buurjongens: de latere schrijver Fons Olterdissen en muzikant Guus Olterdissen. Henri heeft op jonge leeftijd al de ambitie om kunstschilder te worden. In de avonduren en op zondagen oefent hij zich in het tekenen en schilderen, terwijl hij overdag zijn vader helpt in diens schilderbedrijf. Op het momenteel oudst bekende schilderij, daterend uit 1881, is te zien dat Henri Goovaerts op zijn zestiende jaar al veel talent aan de dag legt. Op zijn achttiende jaar verhuist hij naar Mechelen waar hij aan de kunstacademie begint en les heeft van onder andere de toenmalige directeur Willem Geets. Tijdens zijn opleiding behaalt hij verschillende prijzen, onder meer voor het tekenen naar antieke rompen en naar de natuur. Twee jaar nadat hij deze opleiding voltooit, wordt hij toegelaten tot de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam door bemiddeling van Joseph Alberdingk Thijm, die daar dan hoogleraar is. Tijdens zijn studie daar van 1887 tot en met 1889 doet hij verschillende keren mee aan de Prix de Rome. In 1890 wint hij uiteindelijk de felbegeerde prijs met het schilderij 'Dido'. De prijs bestaat uit een studiereis door Italië en Spanje, waar hij onder meer de opdracht heeft om werken van de grote meesters te kopiëren. Jozef Israëls, die op dat moment ook door Spanje reist, vertelt in 'Spanje, een reisverhaal', hoe Goovaerts in een van de zalen in het Prado 'gewapend met palet en penselen een hoge stelling afkomt' om zich aan Israëls voor te stellen. Henri Goovaerts is uiteindelijk drie en een half jaar op studiereis geweest als hij in 1894 terugkeert naar Maastricht. In de kleine kapel aan het De Bosquetplein 7 richt hij een atelier in. Veel werk dat hij in Italië en Spanje heeft gemaakt siert de wanden. Wandkleden, Perzische tapijten, oude wapenverzamelingen en veel kopergerei zorgen daarnaast voor de romantische sfeer die in die tijd met het kunstenaarschap verbonden is. Het is hier waar Goovaerts zich op het portretschilderen gaat richten. In opdracht portretteert hij de plaatselijke adel en notabelen. Aan de Markt in Maastricht heeft hij daarnaast een klein tweede atelier waar hij burgemeesters uit de geschiedenis van Maastricht naar oude afbeeldingen en tekeningen schildert. Zo nu en dan krijgt hij ook andere opdrachten. Zo schildert hij voor de gemeente Maastricht het schilderij 'Charitas', dat in 1895 aan Koningin-Regentes Emma wordt aangeboden bij haar bezoek aan de stad. Al gauw komen er ook opdrachten uit het buitenland. Tijdens zijn studiereis heeft Henri Goovaerts namelijk kennis gemaakt met Hermann Schmitz, een hoge regeringsfunctionaris van de Staat Hamburg en een vermogend kunstliefhebber. Deze heeft Henri's talent gezien en besluit zich voor hem in te zetten. In 1896 krijgt hij via Schmitz een aantal portretopdrachten in Essen en in Mülheim aan de Ruhr. Bij het portretteren van de familie Von Waldthausen in Essen ontmoet hij Lily Meyer, die daar gouvernante is. Twee jaar later zullen zij in Düsseldorf trouwen. In 1897 richt Henri Goovaerts in Maastricht met eigen middelen een tekenschool op die al snel een succes wordt. Hij verzorgt hier niet alleen de tekenlessen, maar geeft ook op de donderdagavond lezingen kunstgeschiedenis die goed worden bezocht. Met de school wil Goovaerts een degelijke opleiding bieden aan ambachtslieden. Nadat de school binnen een jaar zestig leerlingen heeft probeert Goovaerts de stad Maastricht ervan te overtuigen dat er behoefte is aan zo'n tekenschool van gemeentewege. In een brief aan het stadsbestuur betoogt hij dat goed tekenonderwijs noodzakelijk is voor een meubelmaker of een smid om snel en duidelijk op papier te kunnen zetten wat hij kan maken. De gemeente besluit hierop tot de oprichting van het Stadstekeninstituut, de voorloper van de huidige kunstacademie van Maastricht. Goovaerts hoopt hier directeur te worden, maar de gemeente stelt een architect aan als directeur en biedt Goovaerts een baan als tekenleraar aan. Teleurgesteld slaat Goovaerts het aanbod af en vertrekt naar Düsseldorf. In die laatste jaren van de 19e eeuw woont en werkt Goovaerts deels in Düsseldorf en deels in Maastricht. Daarnaast reist hij zo nu en dan naar Hamburg om daar in opdracht van zijn mecenas Hermann Schmitz kopieën van beroemde meesters te maken of portretten te schilderen. In 1900 krijgt Goovaerts van de Mülheimer koopman Karl Schmitz-Scholl de opdracht om een aantal schilderijen uit het Louvre in Parijs te kopiëren. Met zijn vrouw en hun één jaar oude zoon Hans vertrekt hij in januari 1901 naar Parijs waar het gezin een appartement betrekt aan de Rue Fontaine. Overdag werkt hij in het Louvre aan kopieën van Titiaan, Watteau en Rembrandt en 's avonds bezoekt hij de Académie Julian waar hij tekent en schildert naar levend model. Niet lang na de periode in Parijs wordt Henri Goovaerts gevraagd om in Zwitserland een aantal portretten te schilderen van rijke industriëlen en hun families. Inmiddels is zijn tweede zoon Heinz geboren en het gezin Goovaerts verhuist naar het hoogland van Zürich dat op dat moment het centrum is van een bloeiende textielindustrie. Goovaerts krijgt het buitenhuis van één van de fabrikantenfamilies als woning aangeboden. Hier kan hij een klein atelier inrichten. Hij schildert vermoedelijk zo'n twintig portretten en maakt er waarschijnlijk ook ander werk. De drie jaar die hij in Zwitserland zal blijven behoren tot de gelukkigste uit zijn leven. Hij is graag gezien in de kring van mensen waarin hij verkeert en hij maakt een aantal bijzondere tochten door het Alpengebied die een grote indruk op hem maken. Als hij in 1905 terugkeert naar Maastricht is dat met de bedoeling zich daar definitief te vestigen. Met zijn gezin trekt hij in een woning aan de Papenweg op Sint Pieter en hij laat daar een groot atelier bij bouwen. In 1906 wordt in Maastricht een tentoonstelling van Internationale beeldende kunst georganiseerd. Goovaerts wint er de eerste prijs: een zilveren medaille uit handen van Prins Hendrik van Nederland. In 1908 wordt zijn derde zoon, Frits geboren. De portretopdrachten blijven komen. Soms moet hij daarvoor korte tijd naar Hamburg, zoals voor het portret van de schrijfster Ida Boy-Ed. In de tussentijd zet hij een schilderschool op aan de Heinrichsallee in Aken. In het bijbehorende atelier schildert hij onder meer de portretten van beeldhouwer Karl Krauß en van Hermann Schweitzer, de directeur van het Suermondt Museum in Aken. In de laatste twee jaar van zijn leven maken hartklachten het werken moeilijk. Henri Goovaerts overlijdt op 46‐jarige leeftijd aan hartfalen. Hij heeft op dat moment minimaal drie schilderijen onder handen: twee damesportretten en een schilderij van de Maastrichtse Dienstdoende Stadsschutterij. De damesportretten, die bijna klaar zijn als Goovaerts overlijdt, worden nog afgenomen door de opdrachtgevers. Het schilderij van de stadsschutterij wordt afgemaakt door Henri Jonas, Robert Graafland en Guillaume Eberhard. Henri Goovaerts wordt begraven op de Algemene Begraafplaats van Maastricht. De Maastrichtse beeldhouwer Gerard Hack maakt het grafmonument. In 1933 wordt besloten om in Maastricht een straat naar Goovaerts te noemen: de Henri Goovaertsweg. De weg ligt op Sint Pieter, in het zuiden van de stad op de linker Maasoever. Gedurende zijn korte leven woonde en werkte Henri Goovaerts in Maastricht, Mechelen, Düsseldorf, Essen, Aken, Hamburg, Parijs en op meerdere plaatsen in Italië, Spanje en Zwitserland. Zijn werk is als gevolg daarvan verspreid over verschillende Europese landen. Het meeste werk is in het bezit van particulieren. Een klein deel bevindt zich in binnen‐ en buitenlandse musea. Van een aanzienlijke hoeveelheid werken is de huidige verblijfplaats ons vandaag de dag nog onbekend.