Portret van Philip Bogaert
Dating |
vermoedelijk circa 1890 |
Material / technique |
olieverf op doek |
Dimensions |
103 x 83 cm |
Literature |
|
Exhibitions |
|
Provenance |
Familie Bogaert, Maastricht
1937 Schenking van Jkvr. Davida de Stürler de Frienisberg, weduwe van Philippe Matthieu Albert Bogaert, Meerssen, aan Gemeente Maastricht
1938 bruikleen van Gemeente Maastricht aan Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG)
1968 overdracht van LGOG aan huidige verblijfplaats |
Current residence |
Collectie Bonnefantenmuseum Maastricht |
Signature |
|
Headings |
|
Remarks |
Philip Jean Joseph Bogaert (1807-1894) was ingenieur van het mijn- en stoomwezen in Maastricht. Daarnaast was hij amateurschilder. Henri Goovaerts kende de welgestelde familie Bogaert uit zijn geboorteplaats Maastricht. Goovaerts schilderde ook de portretten van Philip’s zoons Albert en Charles, zijn dochter Angeline en zijn schoondochter Virginie. Het portret van Angeline is ons niet bekend.
Een veelzeggend detail op dit schilderij zijn de brieven en de kroontjespen die Bogaert naast zich op tafel heeft liggen. Tijdens zijn studiereis in het kader van de Prix de Rome zou Henri Goovaerts intensief briefcontact onderhouden met Bogaert. Uit de brieven van Bogaert die zich in het archief van Lily Goovaerts bevinden blijkt dat de 58 jaar oudere Bogaert een grote steun was voor Henri Goovaerts op de moeilijke momenten die de studiereis soms kende. Bogaert was in die zin niet alleen een vriend voor Goovaerts maar hij vervulde ook een vaderrol. Daarnaast verzorgde hij de uitkering van het geld voor de studiereis. De Rijksakademie betaalde het jaarlijkse bedrag van 1200 gulden aan Bogaert die het vervolgens in termijnen overmaakte aan Goovaerts. Zo bewaakte hij dat het geld ook daadwerkelijk aan de jonge schilder ten goede kwam. Een groot deel van het geld dat Henri voor zijn studiereis kreeg plus wat hij onderweg verdiende door eigen werk te verkopen, stuurde hij namelijk naar zijn ouders, die voortdurend in geldproblemen verkeerden. In een brief van 13 januari 1893 aan August Allebé, directeur van de Rijksakademie, schrijft Bogaert dat hij het subsidiegeld in twee of drie termijnen aan Goovaerts zal overmaken, ‘niet omdat ik meen dat hij er niet zuinig mee omgaat, maar om zijn goedgeefsheid aan zijn ouders enigszins te matigen. Het is wel enigszins eigendunkelijk gehandeld; ik zou gaarne een potje voor hem maken, vooral als hij naar Spanje wenst te gaan. Behalve de Spaanse school zal hij dan vooral veel willen zien van de oude Moorse gebouwen en reizen kost geld.’
(brief in archief van Rijksakademie van Beeldende Kunsten Amsterdam, Noord-Hollands archief (Haarlem), dossier 239) |